PERIODIEKE TECHNISCHE KEURING OLDTIMERS
in Vlaanderen
Download hiernaast volledige instructie
|
|
Download hiernaast de bijlagen tot de instructie
|
|
INSTRUCTIE VO/MOW/INS.TK/2021-03
Keuring van oldtimervoertuigen ingeschreven onder O-plaat
1. INLEIDING
Sinds 20 mei 2018 (datum van inwerkingtreding BVR van 27 april 2018) is de oldtimerkeuring onderhevig aan
nieuwe bepalingen in functie van:
- De omzetting van de Europese richtlijn 2014/45/EU;
- Het Besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 2018 tot wijziging van het KB van 15 maart 1968.
Er mag geen enkel voertuig op de openbare weg gebruikt worden indien het zich, wat betreft onderhoud en
werking, niet in een staat bevindt die de verkeersveiligheid waarborgt (art. 26 van het KB van 15 maart 1968).
2. DEFINITIES
2.1 Reserveonderdeel
Een onderdeel dat vervaardigd of verdeeld is door een OEM (Original Equipment Manufacturer Parts) ter
vervanging van een origineel onderdeel. Het betreft een onderdeel van minstens dezelfde kwaliteit en
technische specificaties als het originele onderdeel en dit wordt als dusdanig door de fabrikant van het
onderdeel geattesteerd.
2.2 Vervangend onderdeel
Een onderdeel dat niet door een OEM wordt vervaardigd of verdeeld en dat niet overeenstemt met het
origineel onderdeel. In bepaalde gevallen zal het vervangend onderdeel zodanig afwijken van het originele
onderdeel dat er wijzigingen aangebracht werden aan het voertuig om dit onderdeel te kunnen monteren.
Bij vervangende onderdelen zal er een onderscheid moeten worden gemaakt naargelang het een onderdeel
met primaire veiligheidsfunctie of een onderdeel met een secundaire veiligheidsfunctie betreft.
De onderdelengroepen met een primaire veiligheidsfunctie worden gebaseerd op de controlegroepen uit
bijlage 15 van het KB van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de
auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. Behoren tot de primaire
veiligheidsonderdelen: alle onderdelen die betrekking hebben op remuitrusting, stuurinrichting, assen,
wielen en ophanging, motor en chassis.
Onderdelen met een secundaire veiligheidsfunctie omvatten de overige voertuigonderdelen zoals
ophangingsrubber (silentbloc), uitlaat, bumper, ...
3. TOEPASSINGSGEBIED
3.1 Onderworpen voertuigen/ toepassingsgebied
Zijn onderworpen aan deze instructie:
- De voertuigen in dienst gesteld sinds meer dan vijfentwintig jaar, ingeschreven onder O-plaat of
met het oog op een inschrijving als oldtimer;
- De wedstrijdvoertuigen ingeschreven onder O-plaat of met het oog op een inschrijving als
oldtimer van de categorie 1 (toegelaten tot het normale verkeer);
- De volgende voertuigen zijn onderworpen aan de oldtimerkeuring voor inschrijving, maar niet aan
de periodieke oldtimerkeuring:
* Landbouw- en bosbouwtrekkers met een maximale snelheid tot en met 40 km/u;
* Voertuigen voor traag vervoer;
* Voertuigen uitgerust met rupsbanden.
- Opmerking : wedstrijdvoertuigen categorie 2 kunnen niet onder O-plaat ingeschreven worden .
3.2 Gebruik
Voertuigen ingeschreven onder O-plaat mogen niet gebruikt worden voor de volgende doeleinden:
- commercieel en professioneel gebruik;
- woon-werkverkeer en woon-schoolverkeer;
- bezoldigd vervoer en met bezoldigd vervoer van personen gelijkgesteld gratis vervoer;
- gebruik als werktuig of werkmiddel, alsook voor interventieopdrachten.
Bij de voertuigen met rupsbanden wordt het gebruik beperkt tot:
- oldtimermanifestaties;
- proefritten binnen een straal van 3 km vanaf de stallingplaats van het voertuig.
Interventievoertuigen > 25 jaar:
- deze voertuigen mogen worden voorgereden met hun oorspronkelijke uitrusting (kleur, blauwe
zwaailichten, sirene, …), zoals bv. de voertuigen van de voormalige Rijkswacht;
- deze voertuigen mogen echter niet als dusdanig op de openbare weg rijden. Dit valt uitsluitend
onder de aansprakelijkheid van de bestuurder, die geacht wordt de typische markeringen en
toebehoren te verhullen. Daarom dient er ook geen enkele sanctiecode toegepast te worden.
4. BASISPRINCIPES OLDTIMERKEURING
- De oldtimers (M, N, O, Txb, T5) zijn onderworpen aan een periodieke oldtimerkeuring.
Deze voertuigen zijn niet onderworpen aan de tweedehandskeuring, de administratieve keuring
voor inschrijving en het uitreiken van het identificatieverslag.
- De oldtimers (traag vervoer, landbouw- en bosbouwtrekkers (T1, T2, T3, T4, Txa), voertuigen
uitgerust met rupsbanden) zijn niet onderworpen aan een periodieke oldtimerkeuring.
- De gelijkvormigheid van het voertuig met de typegoedkeuring wordt tijdens de oldtimerkeuring
niet nagegaan. In het kader van een oldtimerkeuring worden geen tuningverslagen afgeleverd.
- Modificaties die betrekking hebben op het chassis, het koetswerk of op de uitrusting, met een
wijziging van de technische kenmerken van het voertuig tot gevolg zijn onderworpen aan een niet-
periodieke keuring (Art. 23sexies van het KB van 15.03.1968).
- Met het oog op de inschrijving onder O-plaat wordt een keuring gelijkwaardig aan de periodieke
oldtimerkeuring (zie bijlage 2) uitgevoerd, met aflevering van een aanvraag tot inschrijving.
Wanneer geen tekortkomingen (sanctiecodes 1, 2 of 3) worden vastgesteld, kan het formulier
“aanvraag tot inschrijving van een voertuig” gevalideerd worden. Het vak X10 van de aanvraag tot
inschrijving herneemt de vermelding “enkel oldtimer”.
- Bijlage 15 van artikel 23 van het KB van 15.03.1968 geldt als basis voor de keuringspunten, de
gebreken en mogelijke sancties voor de periodieke oldtimerkeuring (zie bijlage 2).
5. KEURINGSMODALITEITEN
5.1. Keuringsperiodiciteiten
5.1.1. Voertuigen onder O-plaat of met het oog op inschrijving onder O-plaat vanaf 25 jaar en
jonger dan 30 jaar.
De voertuigen tussen de 25 en 30 jaar oud, en ingeschreven onder O-plaat, zijn onderworpen aan
een periodieke oldtimerkeuring volgens de gewoonlijke jaarlijkse periodiciteitsmodaliteiten
beschreven onder artikel 23ter (VP = 1 jaar, KG(kraan) = 2 jaar, Bus/car = 3 maanden, …).
5.1.2. Voertuigen onder O-plaat of met het oog op inschrijving onder O-plaat vanaf 30 jaar tot en
met 50 jaar.
De voertuigen zijn om de 2 jaar aan een periodieke oldtimerkeuring onderworpen.
Een voertuig voorgereden vanaf de leeftijd van 29 jaar en 10 maanden krijgt een periodiciteit van 2
jaar toegekend.
5.1.3. Voertuigen onder O-plaat of met het oog op inschrijving onder O-plaat die meer dan 50
jaar geleden in verkeer werden gesteld.
De voertuigen zijn om de 5 jaar aan een periodieke oldtimerkeuring onderworpen.
Een voertuig voorgereden vanaf de leeftijd van 49 jaar en 10 maanden krijgt een periodiciteit van 5
jaar toegekend.
5.2. Afwijkingen op bovenstaande periodiciteitsregels
De geldigheid kan worden ingekort naar aanleiding van het uitvoeren van specifieke keuringen (bv.
geldigheid reservoir LPG, CNG, ...).
5.3. Principes m.b.t de referentiedatum op het keuringsbewijs
Volgende principes worden toegepast:
- De referentiedatum op het keuringsbewijs zal de dag en maand zijn van de datum eerste
inverkeerstelling (zie kentekenbewijs “datum eerste inschrijving”). Voertuigen kunnen vanaf 2
maanden (of één maand in het geval de periodiciteit zes maand of minder bedraagt) voor de
referentiedatum voorgereden worden voor periodieke keuring met behoud van deze referentiedatum.
Bij vroeger voorrijden (méér dan 2 maanden (of één maand) voor de referentiedatum) wordt de
referentiedatum vervroegd naar deze datum waarop het voertuig werd voorgereden.
Later voorrijden heeft geen wijziging van de periodiciteit tot gevolg: de geldigheidsperiode van het
keuringsbewijs begint dus ook te lopen vanaf dag/maand eerste inverkeerstelling. Later voorrijden
heeft een toeslag laattijdige keuring tot gevolg. Het niet ontvangen van een uitnodiging voor de
keuring is geen aanleiding om deze toeslag laattijdige keuring terug te vorderen.
- Bij wijziging van eigenaar wordt de geldigheidsdatum berekend op basis van de datum van de keuring
en de overeenstemmende periodiciteit.
- De standaardregels wat de referentiedatum betreft zijn van toepassing voor voertuigen die worden
voorgereden met een geldig keuringsbewijs.
5.4. Regels bij het voorrijden tijdens de overgangsperiode
Voertuigen onderworpen aan de oldtimerkeuring vanaf 20 mei 2018 (datum van inwerkingtreding BVR
van 27 april 2018).
Een overgangsperiode bepaalt de datum van het eerste voorrijden van het voertuig:
- De voertuigen onder O-plaat die minder dan dertig jaar geleden in verkeer zijn gesteld, worden
voor de dag in 2019 waarop ze respectievelijk zesentwintig, zevenentwintig, achtentwintig of
negenentwintig jaar geleden in verkeer zijn gesteld, voorgereden voor periodieke keuring.
- De voertuigen onder O-plaat die ten minste dertig jaar geleden in verkeer zijn gesteld, worden voor
de dag in 2020 waarop ze dertig jaar of meer geleden in verkeer zijn gesteld, voorgereden voor
periodieke keuring.
Indien dit niet het geval is dienen de regels voor laattijdig voorrijden toegepast te worden.
5.5. Voertuigen oorspronkelijk onderworpen aan het identificatieverslag
In de configuratie oldtimer zijn niet van toepassing:
- Het identificatieverslag
- De weging (tenzij voor het bepalen van de sleepgewichten)
- De administratieve regularisatie na inschrijving
- Het toekennen van het aantal zitplaatsen
- Keuringsvignet met de vervaldatum van het keuringsbewijs
5.6. Keuring Na Ongeval (KNO)
De voertuigen voorzien van een specifieke oldtimerplaat of met het oog op inschrijving onder O-plaat zijn
onderworpen aan een keuring na ongeval. Beschadigde voertuigen, wat ook de oorzaak moge zijn, mogen
terug in dienst worden gesteld op voorwaarde dat ze alle waarborgen bieden voor de veiligheid van het
verkeer en de andere weggebruikers.
Indien tijdens een oldtimerkeuring (periodiek of niet) duidelijk wordt vastgesteld dat een recente
belangrijke herstelling is uitgevoerd, en waarbij ernstige twijfel bestaat met betrekking tot de geometrie
en/of men geen aanwijzingen terugvindt die aangeven dat het voertuig reeds eerder een keuring na
ongeval heeft gehad, heeft de centrumverantwoordelijke de bevoegdheid het voertuig door te verwijzen
voor een “keuring na ongeval” d.m.v. van de code “6.1/B/2: CHASSIS: Keuring van de geometrie vereist in
een daarvoor bevoegd keuringsstation: keuring na ongeval – wielgeometrie en geometrie van het raam”.
Enkel voor geseinde voertuigen waarbij het ongeval plaats vond na 20 mei 2018 zal een Keuring Na
Ongeval geëist worden.
5.7. Car Pass voor M1 en N1 voertuigen
Een Car Pass wordt afgeleverd (indien gegevens beschikbaar zijn) voor voertuigen van de categorie M1 en
N1 in het geval een aanvraag om inschrijving wordt afgeleverd.
Een Car pass kan ook worden afgeleverd op vraag van de klant.
6. KEURINGSPROCEDURE
6.1. Een oldtimerkeuring kan in elk keuringscentrum uitgevoerd worden.
6.2. De oldtimerkeuring wordt uitgevoerd conform bijlage 2, welke gebaseerd is op bijlage 15 van
het KB van 15.03.1968, die de inhoud van de keuringspunten, de gebreken en de mogelijke
sancties overneemt.
6.3. Vertrekkende van de datum van eerste inschrijving van het voertuig, vindt u hieronder een
overzicht van de te gebruiken keuringstoestellen tijdens de oldtimerkeuring.
Keuring van oldtimervoertuigen ingeschreven onder O-plaat
1. INLEIDING
Sinds 20 mei 2018 (datum van inwerkingtreding BVR van 27 april 2018) is de oldtimerkeuring onderhevig aan
nieuwe bepalingen in functie van:
- De omzetting van de Europese richtlijn 2014/45/EU;
- Het Besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 2018 tot wijziging van het KB van 15 maart 1968.
Er mag geen enkel voertuig op de openbare weg gebruikt worden indien het zich, wat betreft onderhoud en
werking, niet in een staat bevindt die de verkeersveiligheid waarborgt (art. 26 van het KB van 15 maart 1968).
2. DEFINITIES
2.1 Reserveonderdeel
Een onderdeel dat vervaardigd of verdeeld is door een OEM (Original Equipment Manufacturer Parts) ter
vervanging van een origineel onderdeel. Het betreft een onderdeel van minstens dezelfde kwaliteit en
technische specificaties als het originele onderdeel en dit wordt als dusdanig door de fabrikant van het
onderdeel geattesteerd.
2.2 Vervangend onderdeel
Een onderdeel dat niet door een OEM wordt vervaardigd of verdeeld en dat niet overeenstemt met het
origineel onderdeel. In bepaalde gevallen zal het vervangend onderdeel zodanig afwijken van het originele
onderdeel dat er wijzigingen aangebracht werden aan het voertuig om dit onderdeel te kunnen monteren.
Bij vervangende onderdelen zal er een onderscheid moeten worden gemaakt naargelang het een onderdeel
met primaire veiligheidsfunctie of een onderdeel met een secundaire veiligheidsfunctie betreft.
De onderdelengroepen met een primaire veiligheidsfunctie worden gebaseerd op de controlegroepen uit
bijlage 15 van het KB van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de
auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. Behoren tot de primaire
veiligheidsonderdelen: alle onderdelen die betrekking hebben op remuitrusting, stuurinrichting, assen,
wielen en ophanging, motor en chassis.
Onderdelen met een secundaire veiligheidsfunctie omvatten de overige voertuigonderdelen zoals
ophangingsrubber (silentbloc), uitlaat, bumper, ...
3. TOEPASSINGSGEBIED
3.1 Onderworpen voertuigen/ toepassingsgebied
Zijn onderworpen aan deze instructie:
- De voertuigen in dienst gesteld sinds meer dan vijfentwintig jaar, ingeschreven onder O-plaat of
met het oog op een inschrijving als oldtimer;
- De wedstrijdvoertuigen ingeschreven onder O-plaat of met het oog op een inschrijving als
oldtimer van de categorie 1 (toegelaten tot het normale verkeer);
- De volgende voertuigen zijn onderworpen aan de oldtimerkeuring voor inschrijving, maar niet aan
de periodieke oldtimerkeuring:
* Landbouw- en bosbouwtrekkers met een maximale snelheid tot en met 40 km/u;
* Voertuigen voor traag vervoer;
* Voertuigen uitgerust met rupsbanden.
- Opmerking : wedstrijdvoertuigen categorie 2 kunnen niet onder O-plaat ingeschreven worden .
3.2 Gebruik
Voertuigen ingeschreven onder O-plaat mogen niet gebruikt worden voor de volgende doeleinden:
- commercieel en professioneel gebruik;
- woon-werkverkeer en woon-schoolverkeer;
- bezoldigd vervoer en met bezoldigd vervoer van personen gelijkgesteld gratis vervoer;
- gebruik als werktuig of werkmiddel, alsook voor interventieopdrachten.
Bij de voertuigen met rupsbanden wordt het gebruik beperkt tot:
- oldtimermanifestaties;
- proefritten binnen een straal van 3 km vanaf de stallingplaats van het voertuig.
Interventievoertuigen > 25 jaar:
- deze voertuigen mogen worden voorgereden met hun oorspronkelijke uitrusting (kleur, blauwe
zwaailichten, sirene, …), zoals bv. de voertuigen van de voormalige Rijkswacht;
- deze voertuigen mogen echter niet als dusdanig op de openbare weg rijden. Dit valt uitsluitend
onder de aansprakelijkheid van de bestuurder, die geacht wordt de typische markeringen en
toebehoren te verhullen. Daarom dient er ook geen enkele sanctiecode toegepast te worden.
4. BASISPRINCIPES OLDTIMERKEURING
- De oldtimers (M, N, O, Txb, T5) zijn onderworpen aan een periodieke oldtimerkeuring.
Deze voertuigen zijn niet onderworpen aan de tweedehandskeuring, de administratieve keuring
voor inschrijving en het uitreiken van het identificatieverslag.
- De oldtimers (traag vervoer, landbouw- en bosbouwtrekkers (T1, T2, T3, T4, Txa), voertuigen
uitgerust met rupsbanden) zijn niet onderworpen aan een periodieke oldtimerkeuring.
- De gelijkvormigheid van het voertuig met de typegoedkeuring wordt tijdens de oldtimerkeuring
niet nagegaan. In het kader van een oldtimerkeuring worden geen tuningverslagen afgeleverd.
- Modificaties die betrekking hebben op het chassis, het koetswerk of op de uitrusting, met een
wijziging van de technische kenmerken van het voertuig tot gevolg zijn onderworpen aan een niet-
periodieke keuring (Art. 23sexies van het KB van 15.03.1968).
- Met het oog op de inschrijving onder O-plaat wordt een keuring gelijkwaardig aan de periodieke
oldtimerkeuring (zie bijlage 2) uitgevoerd, met aflevering van een aanvraag tot inschrijving.
Wanneer geen tekortkomingen (sanctiecodes 1, 2 of 3) worden vastgesteld, kan het formulier
“aanvraag tot inschrijving van een voertuig” gevalideerd worden. Het vak X10 van de aanvraag tot
inschrijving herneemt de vermelding “enkel oldtimer”.
- Bijlage 15 van artikel 23 van het KB van 15.03.1968 geldt als basis voor de keuringspunten, de
gebreken en mogelijke sancties voor de periodieke oldtimerkeuring (zie bijlage 2).
5. KEURINGSMODALITEITEN
5.1. Keuringsperiodiciteiten
5.1.1. Voertuigen onder O-plaat of met het oog op inschrijving onder O-plaat vanaf 25 jaar en
jonger dan 30 jaar.
De voertuigen tussen de 25 en 30 jaar oud, en ingeschreven onder O-plaat, zijn onderworpen aan
een periodieke oldtimerkeuring volgens de gewoonlijke jaarlijkse periodiciteitsmodaliteiten
beschreven onder artikel 23ter (VP = 1 jaar, KG(kraan) = 2 jaar, Bus/car = 3 maanden, …).
5.1.2. Voertuigen onder O-plaat of met het oog op inschrijving onder O-plaat vanaf 30 jaar tot en
met 50 jaar.
De voertuigen zijn om de 2 jaar aan een periodieke oldtimerkeuring onderworpen.
Een voertuig voorgereden vanaf de leeftijd van 29 jaar en 10 maanden krijgt een periodiciteit van 2
jaar toegekend.
5.1.3. Voertuigen onder O-plaat of met het oog op inschrijving onder O-plaat die meer dan 50
jaar geleden in verkeer werden gesteld.
De voertuigen zijn om de 5 jaar aan een periodieke oldtimerkeuring onderworpen.
Een voertuig voorgereden vanaf de leeftijd van 49 jaar en 10 maanden krijgt een periodiciteit van 5
jaar toegekend.
5.2. Afwijkingen op bovenstaande periodiciteitsregels
De geldigheid kan worden ingekort naar aanleiding van het uitvoeren van specifieke keuringen (bv.
geldigheid reservoir LPG, CNG, ...).
5.3. Principes m.b.t de referentiedatum op het keuringsbewijs
Volgende principes worden toegepast:
- De referentiedatum op het keuringsbewijs zal de dag en maand zijn van de datum eerste
inverkeerstelling (zie kentekenbewijs “datum eerste inschrijving”). Voertuigen kunnen vanaf 2
maanden (of één maand in het geval de periodiciteit zes maand of minder bedraagt) voor de
referentiedatum voorgereden worden voor periodieke keuring met behoud van deze referentiedatum.
Bij vroeger voorrijden (méér dan 2 maanden (of één maand) voor de referentiedatum) wordt de
referentiedatum vervroegd naar deze datum waarop het voertuig werd voorgereden.
Later voorrijden heeft geen wijziging van de periodiciteit tot gevolg: de geldigheidsperiode van het
keuringsbewijs begint dus ook te lopen vanaf dag/maand eerste inverkeerstelling. Later voorrijden
heeft een toeslag laattijdige keuring tot gevolg. Het niet ontvangen van een uitnodiging voor de
keuring is geen aanleiding om deze toeslag laattijdige keuring terug te vorderen.
- Bij wijziging van eigenaar wordt de geldigheidsdatum berekend op basis van de datum van de keuring
en de overeenstemmende periodiciteit.
- De standaardregels wat de referentiedatum betreft zijn van toepassing voor voertuigen die worden
voorgereden met een geldig keuringsbewijs.
5.4. Regels bij het voorrijden tijdens de overgangsperiode
Voertuigen onderworpen aan de oldtimerkeuring vanaf 20 mei 2018 (datum van inwerkingtreding BVR
van 27 april 2018).
Een overgangsperiode bepaalt de datum van het eerste voorrijden van het voertuig:
- De voertuigen onder O-plaat die minder dan dertig jaar geleden in verkeer zijn gesteld, worden
voor de dag in 2019 waarop ze respectievelijk zesentwintig, zevenentwintig, achtentwintig of
negenentwintig jaar geleden in verkeer zijn gesteld, voorgereden voor periodieke keuring.
- De voertuigen onder O-plaat die ten minste dertig jaar geleden in verkeer zijn gesteld, worden voor
de dag in 2020 waarop ze dertig jaar of meer geleden in verkeer zijn gesteld, voorgereden voor
periodieke keuring.
Indien dit niet het geval is dienen de regels voor laattijdig voorrijden toegepast te worden.
5.5. Voertuigen oorspronkelijk onderworpen aan het identificatieverslag
In de configuratie oldtimer zijn niet van toepassing:
- Het identificatieverslag
- De weging (tenzij voor het bepalen van de sleepgewichten)
- De administratieve regularisatie na inschrijving
- Het toekennen van het aantal zitplaatsen
- Keuringsvignet met de vervaldatum van het keuringsbewijs
5.6. Keuring Na Ongeval (KNO)
De voertuigen voorzien van een specifieke oldtimerplaat of met het oog op inschrijving onder O-plaat zijn
onderworpen aan een keuring na ongeval. Beschadigde voertuigen, wat ook de oorzaak moge zijn, mogen
terug in dienst worden gesteld op voorwaarde dat ze alle waarborgen bieden voor de veiligheid van het
verkeer en de andere weggebruikers.
Indien tijdens een oldtimerkeuring (periodiek of niet) duidelijk wordt vastgesteld dat een recente
belangrijke herstelling is uitgevoerd, en waarbij ernstige twijfel bestaat met betrekking tot de geometrie
en/of men geen aanwijzingen terugvindt die aangeven dat het voertuig reeds eerder een keuring na
ongeval heeft gehad, heeft de centrumverantwoordelijke de bevoegdheid het voertuig door te verwijzen
voor een “keuring na ongeval” d.m.v. van de code “6.1/B/2: CHASSIS: Keuring van de geometrie vereist in
een daarvoor bevoegd keuringsstation: keuring na ongeval – wielgeometrie en geometrie van het raam”.
Enkel voor geseinde voertuigen waarbij het ongeval plaats vond na 20 mei 2018 zal een Keuring Na
Ongeval geëist worden.
5.7. Car Pass voor M1 en N1 voertuigen
Een Car Pass wordt afgeleverd (indien gegevens beschikbaar zijn) voor voertuigen van de categorie M1 en
N1 in het geval een aanvraag om inschrijving wordt afgeleverd.
Een Car pass kan ook worden afgeleverd op vraag van de klant.
6. KEURINGSPROCEDURE
6.1. Een oldtimerkeuring kan in elk keuringscentrum uitgevoerd worden.
6.2. De oldtimerkeuring wordt uitgevoerd conform bijlage 2, welke gebaseerd is op bijlage 15 van
het KB van 15.03.1968, die de inhoud van de keuringspunten, de gebreken en de mogelijke
sancties overneemt.
6.3. Vertrekkende van de datum van eerste inschrijving van het voertuig, vindt u hieronder een
overzicht van de te gebruiken keuringstoestellen tijdens de oldtimerkeuring.
6.4. Voertuigen met datum van eerste inschrijving van voor 1926 mogen op een aanhangwagen
voor een oldtimerkeuring worden voorgereden.
6.5. Indien tijdens de keuring wordt opgemerkt dat er wijzigingen, modificaties of aanpassingen
zijn gebeurd aan het voertuig dan moet worden beoordeeld of het gaat om veilige of onveilige
wijzigingen, modificaties of aanpassingen.
6.5.1. Niet limitatieve lijst van voorbeelden van onveilige modificaties die in elk geval niet zijn
toegelaten:
voor een oldtimerkeuring worden voorgereden.
6.5. Indien tijdens de keuring wordt opgemerkt dat er wijzigingen, modificaties of aanpassingen
zijn gebeurd aan het voertuig dan moet worden beoordeeld of het gaat om veilige of onveilige
wijzigingen, modificaties of aanpassingen.
6.5.1. Niet limitatieve lijst van voorbeelden van onveilige modificaties die in elk geval niet zijn
toegelaten:
6.5.2. Voorbeelden van modificaties, wijzigingen of aanpassingen die als veilig worden beoordeeld
indien vakkundig uitgevoerd, de opmaak van een oldtimerdossier is niet noodzakelijk:
- flexibele remleidingen: het vervangen van flexibele remleidingen door remleidingen van het
luchtvaarttype is toegestaan. En dit enkel op voorwaarde dat alle flexibele remleidingen worden
vervangen;
- verbouwingen die toegelaten worden via de praktische richtlijn tuning;
- alle toegelaten wijzigingen voor de wedstrijdvoertuigen van categorie 1;
- verbouwde voertuigen ingevoerd vanuit een lidstaat van de EER. De verbouwing of wijziging kan
zonder meer aanvaard worden op voorwaarde dat deze expliciet vermeld zijn op het buitenlands
kentekenbewijs of in officiële voertuigdocumenten;
- plaatsen van koperen remleidingen;
- plaatsen hulpveer;
- plaatsen polyester motorkap
- plaatsen van andere, niet originele zetels op voorwaarde dat de originele bevestigingspunten
worden gebruikt. Indien niet originele bevestigingspunten worden gebruikt, dan dienen metalen
verstevigingsplaatjes van 80x80x3mm gebruikt te worden tussen het chassis en de moeren;
- plaatsen van een rolkooi indien deze achter de voorste zetelrij geschroefd is;
- wijzigen van het elektrisch circuit van 6V >12V / 12V > 24V;
- het inkorten van het chassis van een VW Kever op voorwaarde dat de wijziging werd uitgevoerd
volgens de richtlijnen in bijlage 3.
6.5.3. Bij twijfel of er sprake is van een onveilige wijziging, modificatie of aanpassing van het voertuig,
kan rekening worden gehouden met een attest of bewijsstuk naargelang er sprake is van een
reserveonderdeel, een vervangend onderdeel.
Enkel geldige attesten of bewijsstukken van homologatiediensten (overheid) of
voertuigconstructeurs kunnen aanvaard worden zonder de opmaak van een oldtimerdossier.
Voor alle overige attesten of bewijsstukken dient een oldtimerdossier opgemaakt te worden voor
verdere beoordeling indien a) er twijfel is over de attesten of bewijsstukken of b) de verbouwing
is niet vakkundig uitgevoerd of c) het over een aanpassing aan de motor gaat.
Reserveonderdelen kunnen als veilig beschouwd worden indien een origineel attest van de
fabrikant van het onderdeel kan worden voorgelegd waarin verklaard wordt dat de kwaliteit van
het gewijzigde onderdeel dezelfde veiligheidsgaranties en kwaliteit biedt als het oorspronkelijke
onderdeel. Dit attest bevat minstens een verwijzing naar het betreffende reserveonderdeel en het
type voertuig waarop het is gemonteerd.
Vervangende onderdelen met een primaire veiligheidsfunctie kunnen als veilig beschouwd
worden indien één van volgende originele/geldige attesten of documentatie worden voorgelegd:
- een attest van de fabrikant van het onderdeel waarin verklaard wordt dat de kwaliteit
van het gewijzigde onderdeel dezelfde veiligheidsgaranties en kwaliteit biedt als het
oorspronkelijke onderdeel. Dit attest bevat minstens een verwijzing naar het
betreffende vervangend onderdeel en het type voertuig waarop het is gemonteerd;
- een attest van een bij de Europese Commissie aangemelde erkende technische dienst
(vb. TÜV) van het onderdeel of systeem;
- een attest volgens SAE-normen voor ingevoerde Amerikaanse voertuigen;
de documentatie (vb. cataloog zowel op papier/digitale vorm) van de
voertuigconstructeur met vermelding van het onderdeel.
Voorbeelden: vervanging trommelrem door remschijf, wijziging ophanging, wijziging
assen, aanpassing aan motor met beperkte toename vermogen of cilinderinhoud.
Vervangende onderdelen met een secundaire veiligheidsfunctie kunnen als veilig worden
beschouwd indien één van volgende originele/geldige attesten of bewijssukken worden
voorgelegd:
- een attest van de fabrikant van het onderdeel waarin verklaard wordt dat de kwaliteit
van het gewijzigde onderdeel dezelfde veiligheidsgaranties en kwaliteit biedt als het
oorspronkelijke onderdeel. Dit attest bevat minstens een verwijzing naar het
betreffende vervangende onderdeel en het type voertuig waarop het is gemonteerd;
- een attest van bij de Europese Commissie aangemelde erkende technische dienst (vb.
TÜV) van het onderdeel of systeem;
- een attest volgens SAE-normen voor ingevoerde Amerikaanse voertuigen;
de documentatie (vb. cataloog zowel op papier/digitale vorm) van de
voertuigconstructeur met vermelding van het onderdeel;
- een attest van de fabrikant van het onderdeel met de melding dat het onderdeel in
overeenstemming is met de specificaties en productienormen die de voertuigfabrikant
hem heeft verstrekt. Ook wanneer dit op de verpakking van het onderdeel of de
website van de onderdelenfabrikant geattesteerd wordt, wordt dit aanvaard.
Indien geen attest beschikbaar, dient er aangetoond te worden dat het onderdeel op
basis van door een erkende expert ter beschikking gestelde technische
tekeningen/handleidingen voldoet voor dat specifieke voertuig.
- Ombouw van trommelremmen naar schijfremmen is toegelaten indien het specifieke
voertuigmodel ooit geproduceerd werd met schijfremmen én indien de geplaatste schijfremmen
dezelfde karakteristieken hebben als het originele onderdeel. Dit dient aangetoond te worden via
een aanvaardbare bron (PVG, attest constructeur van het voertuig,…).
- Indien een remkrachtverdeler/remkrachtregelaar op het voertuig aanwezig is, dient een attest,
uitgereikt door een erkende ombouwer, te bevestigen dat de gemonteerde remkrachtverdeler/
remkrachtregelaar werd aangepast.
- Plaatsen van niet originele brandstoftank op voorwaarde dat:
* geldig attest van de tankconstructeur aanwezig is (drukproef);
* de originele vulopening is behouden;
* plaatsing van de nieuwe tank op de originele plaats;
* indien geplaatst in de kofferbak dan is een gasdichte doos vereist.
- Een modificatie die aanvaard werd tijdens een vorige keuring blijft toegestaan, op voorwaarde
dat de nodige documenten worden voorgelegd (afwijking van de overheid, attest fabrikant,
tuningverslag, validatieverslag verlagingskit ophanging, Belgisch of buitenlands (binnen EER)
kentekenbewijs).
6.5.4. Bij twijfel over de beoordeling als een onveilige wijziging, modificatie of aanpassing van een
onderdeel van het voertuig en/of indien er geen van de in punt 6.5.3 vernoemde attesten of
bewijzen kan worden voorgelegd waaruit kan worden opgemaakt dat de wijziging, modificatie of
aanpassing als veilig kan worden beschouwd, wordt door het keuringscentrum een oldtimerdossier
opgemaakt.
Dit dossier bestaat uit de elementen zoals opgesomd in bijlage 1 en wordt door het
keuringscentrum doorgestuurd via mail aan [email protected].
Bij opmaak van een oldtimerdossier wordt de volgende code gegeven:
B.627/1/3: OLDTIMER : Dossier in onderzoek
Het departement MOW onderzoekt het dossier en informeert het keuringscentrum van haar
beslissing. Het keuringscentrum brengt de betrokken klant op de hoogte en levert de nodige
documenten af. Indien na 3 maanden er geen beslissing is genomen dan kan het departement MOW
de opdracht geven om de geldigheid van het keuringsbewijs met 3 maanden te verlengen.
Niet limitatieve lijst van voorbeelden van modificaties, wijzigingen of aanpassingen die aanleiding
kunnen geven tot de opmaak van een oldtimerdossier:
indien vakkundig uitgevoerd, de opmaak van een oldtimerdossier is niet noodzakelijk:
- flexibele remleidingen: het vervangen van flexibele remleidingen door remleidingen van het
luchtvaarttype is toegestaan. En dit enkel op voorwaarde dat alle flexibele remleidingen worden
vervangen;
- verbouwingen die toegelaten worden via de praktische richtlijn tuning;
- alle toegelaten wijzigingen voor de wedstrijdvoertuigen van categorie 1;
- verbouwde voertuigen ingevoerd vanuit een lidstaat van de EER. De verbouwing of wijziging kan
zonder meer aanvaard worden op voorwaarde dat deze expliciet vermeld zijn op het buitenlands
kentekenbewijs of in officiële voertuigdocumenten;
- plaatsen van koperen remleidingen;
- plaatsen hulpveer;
- plaatsen polyester motorkap
- plaatsen van andere, niet originele zetels op voorwaarde dat de originele bevestigingspunten
worden gebruikt. Indien niet originele bevestigingspunten worden gebruikt, dan dienen metalen
verstevigingsplaatjes van 80x80x3mm gebruikt te worden tussen het chassis en de moeren;
- plaatsen van een rolkooi indien deze achter de voorste zetelrij geschroefd is;
- wijzigen van het elektrisch circuit van 6V >12V / 12V > 24V;
- het inkorten van het chassis van een VW Kever op voorwaarde dat de wijziging werd uitgevoerd
volgens de richtlijnen in bijlage 3.
6.5.3. Bij twijfel of er sprake is van een onveilige wijziging, modificatie of aanpassing van het voertuig,
kan rekening worden gehouden met een attest of bewijsstuk naargelang er sprake is van een
reserveonderdeel, een vervangend onderdeel.
Enkel geldige attesten of bewijsstukken van homologatiediensten (overheid) of
voertuigconstructeurs kunnen aanvaard worden zonder de opmaak van een oldtimerdossier.
Voor alle overige attesten of bewijsstukken dient een oldtimerdossier opgemaakt te worden voor
verdere beoordeling indien a) er twijfel is over de attesten of bewijsstukken of b) de verbouwing
is niet vakkundig uitgevoerd of c) het over een aanpassing aan de motor gaat.
Reserveonderdelen kunnen als veilig beschouwd worden indien een origineel attest van de
fabrikant van het onderdeel kan worden voorgelegd waarin verklaard wordt dat de kwaliteit van
het gewijzigde onderdeel dezelfde veiligheidsgaranties en kwaliteit biedt als het oorspronkelijke
onderdeel. Dit attest bevat minstens een verwijzing naar het betreffende reserveonderdeel en het
type voertuig waarop het is gemonteerd.
Vervangende onderdelen met een primaire veiligheidsfunctie kunnen als veilig beschouwd
worden indien één van volgende originele/geldige attesten of documentatie worden voorgelegd:
- een attest van de fabrikant van het onderdeel waarin verklaard wordt dat de kwaliteit
van het gewijzigde onderdeel dezelfde veiligheidsgaranties en kwaliteit biedt als het
oorspronkelijke onderdeel. Dit attest bevat minstens een verwijzing naar het
betreffende vervangend onderdeel en het type voertuig waarop het is gemonteerd;
- een attest van een bij de Europese Commissie aangemelde erkende technische dienst
(vb. TÜV) van het onderdeel of systeem;
- een attest volgens SAE-normen voor ingevoerde Amerikaanse voertuigen;
de documentatie (vb. cataloog zowel op papier/digitale vorm) van de
voertuigconstructeur met vermelding van het onderdeel.
Voorbeelden: vervanging trommelrem door remschijf, wijziging ophanging, wijziging
assen, aanpassing aan motor met beperkte toename vermogen of cilinderinhoud.
Vervangende onderdelen met een secundaire veiligheidsfunctie kunnen als veilig worden
beschouwd indien één van volgende originele/geldige attesten of bewijssukken worden
voorgelegd:
- een attest van de fabrikant van het onderdeel waarin verklaard wordt dat de kwaliteit
van het gewijzigde onderdeel dezelfde veiligheidsgaranties en kwaliteit biedt als het
oorspronkelijke onderdeel. Dit attest bevat minstens een verwijzing naar het
betreffende vervangende onderdeel en het type voertuig waarop het is gemonteerd;
- een attest van bij de Europese Commissie aangemelde erkende technische dienst (vb.
TÜV) van het onderdeel of systeem;
- een attest volgens SAE-normen voor ingevoerde Amerikaanse voertuigen;
de documentatie (vb. cataloog zowel op papier/digitale vorm) van de
voertuigconstructeur met vermelding van het onderdeel;
- een attest van de fabrikant van het onderdeel met de melding dat het onderdeel in
overeenstemming is met de specificaties en productienormen die de voertuigfabrikant
hem heeft verstrekt. Ook wanneer dit op de verpakking van het onderdeel of de
website van de onderdelenfabrikant geattesteerd wordt, wordt dit aanvaard.
Indien geen attest beschikbaar, dient er aangetoond te worden dat het onderdeel op
basis van door een erkende expert ter beschikking gestelde technische
tekeningen/handleidingen voldoet voor dat specifieke voertuig.
- Ombouw van trommelremmen naar schijfremmen is toegelaten indien het specifieke
voertuigmodel ooit geproduceerd werd met schijfremmen én indien de geplaatste schijfremmen
dezelfde karakteristieken hebben als het originele onderdeel. Dit dient aangetoond te worden via
een aanvaardbare bron (PVG, attest constructeur van het voertuig,…).
- Indien een remkrachtverdeler/remkrachtregelaar op het voertuig aanwezig is, dient een attest,
uitgereikt door een erkende ombouwer, te bevestigen dat de gemonteerde remkrachtverdeler/
remkrachtregelaar werd aangepast.
- Plaatsen van niet originele brandstoftank op voorwaarde dat:
* geldig attest van de tankconstructeur aanwezig is (drukproef);
* de originele vulopening is behouden;
* plaatsing van de nieuwe tank op de originele plaats;
* indien geplaatst in de kofferbak dan is een gasdichte doos vereist.
- Een modificatie die aanvaard werd tijdens een vorige keuring blijft toegestaan, op voorwaarde
dat de nodige documenten worden voorgelegd (afwijking van de overheid, attest fabrikant,
tuningverslag, validatieverslag verlagingskit ophanging, Belgisch of buitenlands (binnen EER)
kentekenbewijs).
6.5.4. Bij twijfel over de beoordeling als een onveilige wijziging, modificatie of aanpassing van een
onderdeel van het voertuig en/of indien er geen van de in punt 6.5.3 vernoemde attesten of
bewijzen kan worden voorgelegd waaruit kan worden opgemaakt dat de wijziging, modificatie of
aanpassing als veilig kan worden beschouwd, wordt door het keuringscentrum een oldtimerdossier
opgemaakt.
Dit dossier bestaat uit de elementen zoals opgesomd in bijlage 1 en wordt door het
keuringscentrum doorgestuurd via mail aan [email protected].
Bij opmaak van een oldtimerdossier wordt de volgende code gegeven:
B.627/1/3: OLDTIMER : Dossier in onderzoek
Het departement MOW onderzoekt het dossier en informeert het keuringscentrum van haar
beslissing. Het keuringscentrum brengt de betrokken klant op de hoogte en levert de nodige
documenten af. Indien na 3 maanden er geen beslissing is genomen dan kan het departement MOW
de opdracht geven om de geldigheid van het keuringsbewijs met 3 maanden te verlengen.
Niet limitatieve lijst van voorbeelden van modificaties, wijzigingen of aanpassingen die aanleiding
kunnen geven tot de opmaak van een oldtimerdossier:
7. TARIEF
De tarieven voorzien in artikel 23undecies zijn van toepassing.
8. TOEPASSINGSDATUM
Deze instructie vernietigt en vervangt voor het Vlaams Gewest de instructie VO/MOW/INS.TK/2020-01
van 01/01/2020 en VO/MOW/INS.TK/2020-01 Bijlage.
Deze instructie is van toepassing vanaf 1/04/2021.
De tarieven voorzien in artikel 23undecies zijn van toepassing.
8. TOEPASSINGSDATUM
Deze instructie vernietigt en vervangt voor het Vlaams Gewest de instructie VO/MOW/INS.TK/2020-01
van 01/01/2020 en VO/MOW/INS.TK/2020-01 Bijlage.
Deze instructie is van toepassing vanaf 1/04/2021.